Naam | Max Baum |
|
Geboren | 4 januari 1907 te Bauchem (D) | |
Gedeporteerd | 13 april 1943 naar Vught, via Westerbork op 7 september naar Auschwitz | |
Vermoord | 31 maart 1944 te Auschwitz (fictieve datum) | |
Adres | Bloemenmarkt 7, Geleen | |
Familie | zoon van wijlen Samuel Baum en van Sophia Salmagne; broer van Bernhard, Karl en Albert Baum, halfbroer van Jennie, Henriette en Johanna Baum; oom van onder meer Helene en Ilse Roer en Rudi Gottschalk; echtgenoot van Gerta Kaufmann. | |
Achtergrond | Vader Samuel Baum (geboren 1862) was veehandelaar te Bauchem bij Geilenkirchen. Samuel was eerder gehuwd met Carolina Salmang die in 1902 overleed, en hertrouwde met Sophia, een nicht van zijn eerste vrouw. Uit het eerste huwelijk stamden drie dochters en uit het tweede huwelijk vier zonen, waarvan Max de tweede was. Max en zijn broer Karl vestigden zich in mei 1937 in Geleen op de Bloemenmarkt, een maand later gevolgd door hun halfzus Jennie Roer-Baum, weduwe van Max Roer, die haar tienerdochters Helene en Ilse Roer meebracht. Een andere halfzus, Henriette Moses-Baum, had zich al in 1934 met haar gezin in Geleen gevestigd, en de derde halfzus, Johanna Gottschalk-Baum, week in 1938 met haar gezin uit naar Valkenburg. De twee broers van Max en Karl, Bernhard en Albert, emigreerden in 1938 naar Amerika. Op de Bloemenmarkt nam de familie Baum slagerij Gijzen over, die daar sinds 1929 was gevestigd. Kort na aankomst in Geleen lieten Max, Karl en Jennie op 15 mei 1937 als vennoten hun rund-, varkens- en lamsslagerij onder de handelsnaam 'Gebr. Baum' inschrijven bij de Kamer van Koophandel in Heerlen. Op 2 januari 1939 werden ook hun ouders op de Bloemenmarkt ingeschreven. Samuel Baum overleed enkele maanden na het uitbreken van de oorlog, op 11 oktober 1940, 78 jaar oud. Hij en Sophie woonden toen op Burg. Lemmensstraat 225; na zijn overlijden trok Sophie weer bij haar kinderen in op de Bloemenmarkt. Max trouwde in 1941 met Gerta Kaufmann (geboren Waldenrath 1915), die kort daarvoor bij haar familie in Einighausen was komen wonen en na het huwelijk ook op de Bloemenmarkt introk. De twee nichtjes Helene en Ilse Roer maakten deel uit van de eerste groep joden die op 25 augustus 1942 onder de mom van 'Arbeitseinsatz' via Maastricht werden vervoerd naar kamp Westerbork en van daar naar Auschwitz. Hun moeder Jennie en Karl Baum doken onder in Tegelen. Sophia, Max en Gerta doken niet onder. Max had aanvankelijk een 'Sperre' omdat hij hoofdvertegenwoordiger was bij de Joodsche Raad, maar in april 1943 verviel die. Max en Gerta doken toen alsnog onder maar werden na enkele dagen al opgepakt en evenals Sophie naar Kamp Vught gedeporteerd. Sophie werd op 9 mei naar Westerbork overgebracht. Ze zou van daaruit naar Theresienstadt gaan, maar werd uiteindelijk in september 1943 naar Bergen-Belsen gedeporteerd, waar ze twee maanden later overleed. Max en Gerta werden op 2 juli van Vught naar Westerbork overgebracht en in september 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze dwangarbeid moesten verrichten. Max bezweek daar in 1944; Gerta overleefde Auschwitz, moest op dodenmars toen het kamp werd geëvacueerd en werd in april 1945 in de buurt van Leipzig bevrijd door de Russen. Gerta keerde terug naar Geleen en vertrok in december 1945 naar Amsterdam. Daar hertrouwde ze nog in januari 1970 met de weduwnaar Jacob Rabbie. Zij overleed te Amsterdam op 26 maart 1979, 63 jaar oud. Broer Karl, halfzussen Jennie en Henriette en de twee kinderen van Henriette overleefden eveneens de oorlog. In 1947 emigreerden zij naar de Verenigde Staten en ging de slagerij over naar de familie Metsemakers. | |
Link | ||
Literatuur | De vergeten joden van Geleen 1920-1950 "Geleense Joden in onderduik: brief van Karl Baum aan zijn familie tijdens de oorlog", in: Tijdschrift Heemkundevereniging Geleen 2013-3 Juden in Geilenkirchen: Auf Spurensuche in der Stadt | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|