Josef Goldschmidt

Naam

Josef Goldschmidt

Groenstraat 7
Het middelste pand is Groenstraat 7, waar voor Goldschmidt de boekhandel Erkens-Franssen was gevestigd (bron: Pierre Vossen - HV Geleen).

mix

De puinhopen rechts op de foto is wat er na het bombardement van 5 oktober 1942 over was van de panden Groenstraat 5 en 7 (bron: Pierre Vossen - HV Geleen).


Advertentie in de Limburger Koerier van 18 nov. 1938 (bron: Delpher).

De grafsteen van broer Salomon Goldschmidt te Sittard (bron: Steinheim Institut).

Stolperstein

Stolperstein, geplaatst 27 juni 2015 bij de gevel waar destijds Groenstraat 5 was, omdat op de plek van nr. 7 nu een pleintje ligt.

Geboren

24 oktober 1867 te Rheda (D)

Gedeporteerd

9 april 1943 naar Vught, via Westerbork op 25 mei 1943 naar Sobibor

Vermoord

28 mei 1943 te Sobibor

Adres

Groenstraat 7, Geleen (gesloopt na bombardement)

Familie

zoon van wijlen Meier Goldschmidt en Karoline (Hanna) Garty; broer van onder meer Salomon Goldschmidt; echtgenoot van Frieda Jakob; vader van acht kinderen, waaronder Irene Levy-Goldschmidt

Achtergrond

Josef Goldschmidt trouwde op 15 mei 1892 te Schwarzenau met Frieda Jakob. Het echtpaar kreeg in Rheda acht kinderen, waarvan de middelste twee op tienerleeftijd overleden. De oudste zoon Louis huwde in 1924 en vluchtte in 1934 naar Nederland; hij wordt sinds de oorlog vermist. De twee oudste dochters huwden rond 1920; een van hen, Elsa (geb. 1895), kwam in 1936 met haar man Adolf Markus en hun kinderen Ruth en Werner naar Geleen; zij verhuisden niet veel later naar Heerlen. Josef, Frieda en hun drie jongste kinderen vluchten eveneens in 1936 naar Nederland en kwamen in Geleen te wonen.

Josef en Frieda Goldschmidt-Jakob werden op 30 april 1936 uit Düsseldorf ingeschreven te Geleen op Markt 22. Josef, toen al 68 jaar oud, voerde hier vanaf juli 1936 een zaak in oude en nieuwe meubelen, antiquiteiten en huishoudelijke artikelen. Een filiaal in Heerlen werd door schoonzoon Markus geleid. De bedrijfsnaam was "Margo" (Markus & Goldschmidt).

Broer Salomon Goldschmidt, geboren Rheda 1857, kwam op 2 september 1936 bij hen wonen. De drie jongste kinderen, Alma (1903), Hubert (1905) en Irene Goldschmidt (1907) hadden zich aanvankelijk in Utrecht gevestigd, maar kwamen in 1937 eveneens naar Geleen. Hubert en Alma trokken bij hun ouders in, terwijl Irene, die in Utrecht was getrouwd, met haar man op de Rijksweg ging wonen. In maart 1938 verhuisde de familie Goldschmidt naar Groenstraat 7, waar ook de winkel werd gevestigd. Het magazijn was op Rijksweg Noord 65. In november 1938 werd vennoot Markus vervangen door Hubert Goldschmidt, en werd de bedrijfsnaam veranderd in Meubelmagazijn "Mego". Het gezin Markus-Goldschmidt verhuisde naar Rotterdam, en kon (waarschijnlijk voor mei 1940) naar de USA emigreren.

Op 27 juli 1940 deed Josef Goldschmidt aangifte van vernieling van zijn winkelruit in de voorgaande nacht. Hij was één van de drie die aangifte deden, maar er waren veel meer ruiten van joodse winkels gesneuveld. Toen in 1941 de bewegingsvrijheid van de joden steeds verder werd ingeperkt, beseften Hubert en Alma Goldschmidt dat ze moesten wegwezen. De twee werden op 16 augustus 1941 uitgeschreven uit Geleen wegens vertrek naar Toulouse. Schijnbaar wilde nadien ook de oude Josef Goldschmidt het land verlaten: in mei 1942 was hij in correspondentie met de Joodse Raad afdeling Emigratie.

Vanwege hun hoge leeftijd had de eerste deportatieronde in augustus 1942 geen directe gevolgen voor de drie bejaarden op de Groenstraat, maar dochter Irene en haar man moesten zich toen melden en zouden na een jaar in Westerbork naar Polen worden gedeporteerd.

Bij het bombardement van 5 oktober 1942 raakte het pand Groenstraat 7 onbewoonbaar. De drie bewoners werden toen ondergebracht op Rijksweg Zuid 7, het adres waar Irene en haar man gewoond hadden. Josefs broer, de 85-jarige Salomon Goldschmidt, overleed te Geleen op 12 januari 1943. Hij werd begraven op de joodse begraafplaats in Sittard. Alleen Josef en Frieda waren nu nog over.

In maart 1943 trad de zaak van Josef Goldschmidt gedwongen in liquidatie. Omdat het pand "volkommen zertrümmert" was bij het bombardement, had men nauwelijks gegevens en moest bij de gemeente navragen of het om een groot bedrijf ging. Deze antwoordde dat het een kleine zaak zonder personeel betrof. Op 19 juli 1943 is het bedrijf officieel opgeheven.

Josef Goldschmidt maakte dit niet meer mee. Hij werd op 9 april 1943 samen met de overige achtergebleven joden uit Limburg naar kamp Vught gebracht, en vandaar op 8 mei naar Westerbork. Een paar weken later moest hij in een goederenwagon naar Sobibor, waar Josef, 75 jaar oud, bij aankomst werd vergast. Zijn vrouw Frieda is op 9 april met een ziekenwagen naar Maastricht gebracht, en overleed daar begin oktober 1943.

Op Groenstraat 7 stonden ten tijde van het bombardement nog meer bewoners ingeschreven: de jonge gezinnen Hamers-Moonen en Weusten-Bruinsma.

Link

Digitaal Monument

Literatuur

De vergeten joden van Geleen 1920-1950

Motief vervolging

joodse afkomst