Naam | Johanna Lebenstein-Rübsteck |
|
Geboren | 29 juli 1877 te Frimmersdorf (D) | |
Gedeporteerd | 9 april 1943 naar Vught overgebracht, en via Westerbork op 11 mei 1943 naar Sobibor gedeporteerd | |
Vermoord | 14 mei 1943 te Sobibor | |
Adres | Limbrichterstraat 64, Sittard | |
Familie | dochter van Abraham Rübsteck en Caroline Joseph; weduwe van Salomon Lebenstein; moeder van onder meer Julie Irma Lebenstein en Elfriede Goldsteen-Lebenstein | |
Achtergrond | Johanna kreeg heel wat klappen te verduren in haar leven. Niet alleen was haar echtgenoot al in 1915 overleden op 39-jarige leeftijd, ook twee kinderen stierven jong: dochter Sybilla (1906-1925) en zoon Alfred (1909-1937). Alledrie werden te Ochtrup begraven. Johanna had een schoonzus, Ida Lebenstein, die bij de familie Kaufmann in Geleen woonde. Een andere schoonzus had een dochter, Therese Zilversmit-Lebenstein, die in Maastricht woonde en weer verwant was aan de familie Kaufmann. Zo had Johanna toch wat familie in de buurt wonen. Zowel Johanna als de kinderen Zilversmit waren blijkens oude foto's te gast bij de familie Kaufmann. Dochter Elfriede dook eind 1942 of begin 1943 onder, maar Johanna schijnt dat niet te hebben aangedurfd en Irma bleef bij haar moeder. In februari 1943 namen ze Selma Schlesinger in huis, wiens zoon Alexander was gedeporteerd. Begin april 1943 werden Johanna en dochter Irma bij de laatste grote deportatieronde in Limburg naar Vught gestuurd. Mevrouw Schlesinger werd niet gedeporteerd en verhuisde enkele maanden later. In Vught werden moeder en dochter gescheiden: Irma werd daar nog vier maanden aan het werk gezet, Johanna werd op 8 mei naar Westerbork gestuurd en op 14 mei 1943 in Sobibor vergast met vele andere oudere joden uit Limburg. Irma werd later te Auschwitz vermoord, evenals Elfriede die samen met haar schoonmoeder uit de onderduik werd opgepakt. | |
Link | ||
Literatuur | De vergeten joden van Geleen 1920-1950 | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|