Jansje Schellevis-Goudsmit

Naam

Jansje Schellevis-Goudsmit

Jansje

Jansje Schellevis-Goudsmit.
(Bron: Stadsarchief Amsterdam via Joods Monument)

De Limburger Koerier van 17 en 19 december 1936 (Bron: Delpher).

Rechts is het pand Paradijsstraat 2 te zien, in 1929 bij een Gouden Bruiloft (Bron: Beeldbank Archief De Domijnen).

Geboren

3 oktober 1886 te Amsterdam

Gedeporteerd

14 november 1942 opgepakt; via Westerbork op 20 november 1942 gedeporteerd naar Auschwitz

Vermoord

23 november 1942 te Auschwitz

Adres

Paradijsstraat 2, Sittard

Familie

dochter van wijlen Mozes Goudsmit en van Rachel Barber; weduwe van Hartog Schellevis; moeder van Simon, Mozes, Barend, Grietje en Rachel Schellevis

Achtergrond

De ouders van Jansje waren pas drie maanden voor haar geboorte wettelijk getrouwd. Vader was sjouwerman van beroep en moeder werd in 1910 als koopvrouw vermeld. Haar enige (bekende) broer, Abraham (1888-1924), handelde in brandstoffen en trouwde in 1919.

Jansje trouwde begin 1910 met de voddenkoopman Hartog Schellevis, geboren op 5 mei 1888 te Amsterdam. Ze kregen vijf kinderen: in 1911 Simon, in 1912 Mozes, in 1913 Barend, in 1916 Grietje en in 1920 Rachel. In april 1934 verhuisde het gezin van Amsterdam naar Maastricht. Twee maanden later, op 8 juni 1934 overleed Hartog Schellevis te Maastricht, 46 jaar oud.

Een tweede tragedie trof het gezin amper twee jaar later: de roofmoord op zoon Simon, toen pas 25 jaar. Simon was veekoopman. In april 1936 had hij op een dag blijkbaar een heel goede handel gehad, en zette hij 's avonds in de herberg van Klein-Ternaaien opzichtig de bloemetjes buiten met 250 florijnen. Hij was per taxi aangekomen samen met een vriend en vriendin uit Maastricht, die echter rond 11 uur naar huis gingen. Drie mannen die Simon bezig hadden gezien in de herberg, troffen hem later die avond buiten en besloten hem te beroven. Ze sloegen Simon in elkaar en gooiden hem vervolgens in het Albertkanaal. Zijn lijk dook letterlijk op een week later bij Klein-Ternaaien. De daders werden al snel gepakt en later dat jaar veroordeeld.

Het gezin Schellevis bleef nog een jaar in Maastricht en verhuisde in november 1937 naar Sittard, in een pand op de Molentraat (thans Helstraat) 39, waar ze nog woonden toen de Duitsers binnen vielen. Alleen dochter Grietje, die als dienstbode werkte, woonde in die tijd op verschillende adressen, in Sittard, Eindhoven en Amsterdam. Van juni tot oktober 1940 woonde het hele gezin tijdelijk weer in Amsterdam, op hetzelfde adres als Grietje. Grietje trouwde eind oktober met de fotograaf Leon Koopman. De rest van het gezin, Jansje met Mozes, Barend en Rachel, vestigde zich nu weer in Sittard, dit keer op Molenstraat (Helstraat) 31, en per 4 juli 1941 op Paradijsstraat 2.

Paradijsstraat 2 was een pand van de gemeente Sittard. Hier had van januari 1936 tot juli 1937 ook het gezin Pakula gewoond; in oktober 1937 trok het mijnwerkersgezin Mols-Chrominski er in (Zefke Mols was een halfbroer van de vader van het gezinshoofd), samen met de oude weduwnaar Sjeng Oberdorf, die met zijn vrouw Jenke aan de overkant van de straat een café had gehad (nadien door Hub Eijkenboom overgenomen). Met het gezin Schellevis erbij telde het pand tien bewoners. Jansje kwam aan de kost als koopvrouw in ongeregelde goederen en (samen met Mozes en Barend) galanteriën. Dochter Rachel werkte een tijd als kapster.

Het jaar 1941 bracht veel verdriet. In juni overleed de moeder van Jansje, en in september werd schoonzoon Leon Koopman in concentratiekamp Mauthausen vermoord; hij was waarschijnlijk opgepakt bij één van de razzia's in Amsterdam in februari of juni 1941. Wat eerst nog een lichtpuntje was: Grietje was in januari 1941 van een zoontje bevallen, werd eveneens een tragedie, toen het kind in november van dat jaar stierf.

Barend en Rachel Schellevis moesten zich eind augustus 1942 melden voor 'werk in Duitsland'. Mozes en zijn moeder kregen nog even uitstel, maar werden in november alsnog opgepakt en naar Westerbork gebracht. Mozes bij de nachtelijke razzia van 10 op 11 november. Jansje werd drie dagen later weggevoerd, samen met Elisabeth Koopman uit Ophoven en diens dochter Sara. Waarschijnlijk waren deze drie tijdens de razzia niet thuis geweest, of ze waren wegens ziekte toen niet geschikt voor transport. Mozes bleef drie maanden in Westerbork, maar Jansje werd binnen een week gedeporteerd naar Auschwitz en bij aankomst vergast. Geen van haar kinderen overleefde de oorlog. Dochter Grietje werd in april 1943 in Sobibor vergast.

Huisgenoot Sjeng Oberdorf overleed op de Paradijsstraat op 1 mei 1943. Het gezin Mols, met vier kinderen, emigreerde in 1952 naar Australië.

Link

Digitaal Monument

Literatuur

-

Motief vervolging

joodse afkomst