Naam | Jacob Jacques Hertz | Vooraan rechts Sjaak Hertz, met links achter zijn broer Frits, omstreeks 1930 bij een Chanoeka viering (bron: Ach Lieve Tijd Sittard-Geleen-Born) Limburgsch Dagblad 21 mei 1941 (via Delpher) Dwangarbeiders in Kamp Vught |
Geboren | 21 februari 1919 te Sittard | |
Gedeporteerd | 15 november 1943 vanuit Vught gedeporteerd naar Auschwitz, daar op 18 november 1943 aangekomen | |
Vermoord | 31 mei 1944 te Auschwitz (fictieve datum) | |
Adres | Putstraat 90, Sittard | |
Familie | zoon van Salli Hertz en Bertha Seligmann; broer van Louis en Siegfried Hertz; echtgenoot van Jacoba Stekelenburg; vader van Antonia Jacqueline Hertz | |
Achtergrond | Vader Salli Hertz, geboortig van Beek maar al sinds 1890 te Sittard gevestigd, was (paarden)koopman en later winkelier. Daarnaast was hij vanaf 1908 sjammes (koster) van de Sittardse synagoge. Hij trouwde in 1903 met Bertha Seligmann uit Mönchengladbach, wonende Neuss. In 1906 werd te Neuss de eerste zoon Louis geboren. Daarna woonden ze te Sittard op de Rijksweg en de Bergerweg, om zich uiteindelijk in de Putstraat te vestigen. Louis groeide hier op samen met zijn twee broers Frits (Siegfried, 1915) en Sjaak (Jacob Jacques, 1919). Vanaf 1916 had het gezin enige tijd dienstbodes in huis. Louis werd winkelbediende en verkoper van manufacturen, Frits werd kleermaker en Sjaak verzekeringsagent, oftewel 'incasseerder ener levensverzekeringsmaatschappij'. Toen de oorlog uitbrak waren alledrie nog vrijgezel. In januari 1941 werd Sjaak uitgeschreven naar Keerend in de gemeente Stein, maar al in april keerde hij terug in het ouderlijk huis. Hij trouwde op 20 juni 1941 met Jacoba Stekelenburg, een niet-joodse vrouw. Zij was in 1917 geboren te Brunssum in een nederlands hervormd gezin, de jongste van vier kinderen. Haar ouders waren geboortig uit de provincie Utrecht, en vader vond hier werk als mijnwerker op de Maurits. Jacoba was nog geen 3 jaar toen ze naar Sittard kwamen. Ze groeide op in de Veestraat in Sanderbout en verhuisde eind 1936 met haar ouders (haar broer en zussen waren inmiddels getrouwd en het huis uit) naar St. Josephstraat 63 (later omgenummerd in 75) te Stadbroek. Jacoba was voor haar huwelijk kapster van beroep. Na het huwelijk woonden Sjaak en Jacoba enkele maanden bij haar ouders op de St. Josephstraat. Van augustus 1941 tot december 1942 stond Sjaak weer vermeld op Putstraat 90 (samen met Jacoba?), en daarna weer op de St. Josephstraat. Hun dochtertje Antonia Jacqueline werd in augustus 1942 te Heerlen geboren, vermoedelijk in de Vroedvrouwenschool. Zij zou het enige kleinkind van Salli en Bertha Hertz blijven. Op 15 december 1941 trok Gudula Rozette Hartog uit Dordrecht in bij de familie Hertz op de Putstraat, waarschijnlijk om er als huishoudster te werken. Louis en Gudula besloten echter te trouwen. Het wettelijke huwelijk werd gesloten op 5 augustus 1942, maar van echte feestvreugde zal nauwelijks sprake zijn geweest. Drie dagen eerder was immers broer Frits ’s nachts uit zijn bed gehaald en afgevoerd. Hij had zich vlak na de Duitse inval tot het katholieke geloof bekeerd, en uitgerekend de katholiek geworden joden werden in Limburg als eersten opgepakt, als wraak tegen de bisschoppelijke veroordeling van de jodenvervolging. Op 7 augustus werd Frits naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord. Waarschijnlijk bleef de familie in het ongewisse over zijn lot. Bij de razzia in november 1942 werden Louis en Gudula opgepakt. Zij verbleven een half jaar in Westerbork, waarna ze in Sobibor werden vergast. In april 1943 werden Salli en Bertha Hertz naar Kamp Vught gebracht, en van daaruit via Westerbork enkele maanden later eveneens naar Sobibor. Ondanks zijn gemengde huwelijk werd ook Sjaak opgepakt en gedeporteerd. Wanneer, waar en hoe is niet bekend. De woningkaarten vermelden nog een verhuizing naar Ophoven 34 (later nr. 104, in 1961 gesloopt) in februari 1943. Zijn kaart bij de Joodsche Raad vermeldt dit als laatste woonadres, dus hij werd na die datum gearresteerd. Het gezin woonde in Ophoven bij het (eveneens 'gemengd gehuwde') echtpaar Irik-Colthof. Sjaaks persoonskaart en de woningkaarten van Sittard vermelden dat hij met vrouw en kind in maart 1944 terugging naar de St. Josephstraat en in juni 1945 naar het Kerkplein; pas in juni 1946 werd hij formeel (en postuum!) naar 'Duitsland' uitgeschreven. De laatste verhuizingen moeten zijn weduwe en dochtertje betreffen. Jacoba bleef haar man blijkbaar - in de hoop op zijn terugkeer - opgeven als hoofd van hun huishouden. Sjaak zat mogelijk langere tijd vast in Kamp Vught. Van daar werd hij op 15 november 1943 naar Auschwitz gedeporteerd met het 'textieltransport', zo genoemd omdat het hoofdzakelijk bestond uit dwangarbeiders van de binnen het kampterrein gevestigde textielfirma Escotex (bont en confectie). Het transport bestond uit 1149 joden, waarvan slechts 38 mensen de oorlog overleefden. Er zaten meer gemengd gehuwden bij, en bij de aankomst in Auschwitz op 18 november om 1 uur, kwamen allen in het Arbeitslager om verder dwangarbeid te verrichten. Ook Jacob keerde niet terug, en is waarschijnlijk in de maanden die volgden bezweken. Van de familie Hertz bleven alleen de weduwe en dochter van Sjaak over. Jacoba trok in maart 1944 weer in bij haar ouders. Enkele weken na de bevrijding, in oktober 1944, overleed de moeder van Jacoba. In juni 1945 verhuisde Jacoba met haar dochtertje naar het Kerkplein. Haar vader trok toen in bij een andere dochter in Geleen, waar hij in september 1946 overleed. Jacoba vertrok in augustus 1946 met Antonia Jacqueline naar Amsterdam, waar ze in 1953 hertrouwde. De dochter van Sjaak en Jacoba trouwde met een Brit en emigreerde naar Engeland, waar ze nu nog woont met drie kinderen en negen kleinkinderen. | |
Link | ||
Literatuur | - | |
Motief vervolging | joodse afkomst
|